schijt aan
‘Een kind van een schaap en geit, heet écht een scheit!’
Leerling 1: ‘Daar geloof ik niks van!’
Leerling 2: ‘Ja juf, je bent echt ongelooflijk!’
déjà-vu
‘Wie weet wat een zeug is?’
Leerling: ‘Dat doet mijn moeder: stof opzeugen!’
fok
‘Ik ben op zoek naar woorden met een ‘o’. Wie zoekt er met me mee?’
Leerling: ‘Fok!’
‘Ehhhh..wat bedoel je daarmee?’
Leerling: (big smile) ‘Dat is een scheldwoord. Dat weet je toch wel?’
de ‘w’ van….
‘Wol, web, wak. En wie weet wat dit is?’
Leerling 1: ‘Wijn, juf. Dat kun je drinken.’
‘Oh ja? En wie drinkt er veel wijn?’
Leerling 2: ‘Jij natuurlijk!’
proost
‘Wie weet wat pils is?’
Leerlinge: ‘Dat is toch iets met vitamientjes?’
smartphone
Wie weet wat ‘eb’ betekent?’
Leerlinge: ‘Dat is toch van je tablet en telefoon?’
lekker snuiven
‘Wie weet hoe dat wiite spul heet, dat Epke Zonderland op zijn handen smeert als hij moet turnen?’
Leerling: ‘Poedersuiker, juf!’
tutje
‘Wie weet wat een fopspeen is?’
Leerlinge: ‘Dat is een speen, die niet echt is!’
lekker schoffelen
´Wie weet wat een plantsoen is?’
Leerling: ‘Dat is iemand die de hele dag planten kusjes geeft!’
kameel x2
‘Zo’n dier met twee bulten heet een kameel. Hoe heet het dier, dat er op lijkt en maar één bult heeft…?’
Leerling: ‘Een commissaris….’
varkentje wassen
‘Wie weet wat een zeug is?’
Leerling: ‘Oh makkie. Dat is als je stof hebt opgezeugen!’
© Tekstbureau Doppie 2013-2017